De dood zit in mijn theater. Hij komt me zeggen dat hij met dit hart wel honderd jaar zal worden. De dag nadien is hij dood. Zijn zus vraagt of ik iets wil zeggen op zijn begrafenis want jullie zijn zijn echte familie. Op zijn begrafenis spreek ik over theater en de dood en het altijd onverwachte.

De dood zit in mijn theater. Het is m’n eigen vader. Hij is niet in mijn theater geweest. Hij maakt zich zorgen of ik van alle mensen op deze wereld dat wel zou kunnen, een theater leiden. Op zijn begrafenis zitten al mijn medewerkers er en laat ik één van mijn acteurs spreken over de wilskracht in dit leven.

De dood zit in mijn theater. Hij bevindt zich in fase 4 van zijn kanker en hij heeft net de liefde ontdekt. In twijfels over hoe je met de borderline van het leven om moet gaan vond hij zijn thuis in mijn theater. Maar de dood loert ook weer om de hoek. De dokters zullen het levenseinde verzachten. En de dood leeft in mijn theater.

JJ kan niet naar zee. JJ leeft in armoede met zijn moeder en zussen in de Kempen.  JJ wil dansen maar de school van JJ zegt dat hij naar een vakschool moet om een beroep te leren. Dansen staat niet in de lijst van de vakschool. JJ is niet goed met cijfers en hoe hard ik ook probeer om JJ aan het dansen te krijgen, hij zal naar een vakschool gaan. Kansarmoede.

JJ’s oma laat hem dansen in HETGEVOLG. Hij blijft bijna altijd bij z’n oma. Ze wil hem een beter leven dan het haare schenken. Maar hij moet naar de vakschool omdat hij volgens zijn lagere school onhandelbaar is. “Hij kan niet stil zitten en heeft een ongepaste woordgebruik naar zijn medeleerlingen toe.”, stond op zijn rapport. In mijn gedachten hoop ik dat JJ een steen is die zich niet laat vastknopen en later zijn plek vindt op de steile rots van kansen.

Als ik met JJ naar de plaatselijke dansschool ga moet hij lidgeld betalen en schrijven ze balletschoenen voor en een gepaste outfit. JJ noch zijn oma hebben daar centen voor. Met de Uitpas kan hij korting krijgen op de dansles. Via deze Uitpas kunnen de grote en kleine mensen die in armoede leven voor slechts €2 naar voorstellingen. Zou de Vlaamse dame Cultura weten dat €2 veel geld is als je van €10 per week moet rondkomen?

Een cultuurfunctionaris presenteert met trots zijn nieuwe seizoensfolder. “Ik ga ook arme mensen uitnodigen!”, lacht hij in debatmodus. Hij laat de folder in hun brievenbus steken.Als ik hem zeg dat hij zelf moet aanbellen en zichzelf voorstellen en vertellen waarom hij doet wat hij doet roept hij dat dat toch onmogelijk is en dat hij een cultuurfunctionaris is en geen participatiefunctionaris. Participatie…het hoge woord is er uit.

In de dramapels van de Vlaamse dame Cultura is participatie een grap met vlooien waar niemand weet hoe ze duurzaam met mensen uit de kansengroepen om moeten.

De stijgende armoede in ons landje is net een kracht die van ons allen een grote weerbaarheid vraagt. Uit deze weerbaarheid ontstaat straks een nieuwe creativiteit die onbetaalbaar is. Investeren in mensen in een goudmijn.

JJ wil dansen, moet verder met dat lijf dat niet wil stil zitten op een vakschool. Waar zijn bewegingen hopelijk niet tussen de schroefbank zullen eindigen.  Zijn oma zal hem naar HETGEVOLG blijven smokkelen om dat uurtje per week te bewegen zonder dat iemand hem gek verklaart.

Mijn bakker gaat op pensioen. Natuurlijk is het niet alleen mijn bakker. Aan de zondagse rij tot voorbij de hoek te zien was het de bakker voor heel veel mensen. Deze zondag leek het op een bakkerse begrafenis. De rij was dubbel zo lang. Ik weigerde in die rij te gaan staan en kwam later terug. Op het moment dat alles weg was.  Afscheid nemen van mijn bakker!  Het afscheid was belachelijk emotioneel. Ik vroeg of er nog een croissant was en er sprong een traan uit mijn ogen. Want ik besefte dat deze bakker en ik al heel lang samenzijn en dat hij  – zonder dat hij het wist – erbij was toen ik voor het eerst ging samenwonen in de Ergo-de Waellaan. We deden alsof we volwassen waren en hij was onze bakker.

Zonder dat hij het wist was hij erbij toen ik voor het eerst en per ongeluk een huis kocht op de Muggenberglei. Maar niet ver van deze bakkerij. Zonder dat hij het wist was hij erbij toen mijn oudste zoon veel en veel te vroeg geboren werd en ik heel vroeg aan zijn deur stond nadat ik een nacht naar de machines had gekeken die mijn zoon in leven hielden. Mijn zoon heeft er dan ook een ferme koffiekoek met crème – verslaving aan over gehouden.

Zonder dat hij het wist was hij erbij toen mijn vrouw zei dat ze niet meer van me hield. Ik stortte me op de pralines uit zijn bakkerij en hoopte dat de zondagse verzoeningsbrunches ons terug dichter bij elkaar zouden brengen maar het mocht niet zijn. Zonder dat hij het wist verhuisde hij mee naar een nieuw huis waar ik mijn Nederlandse vrouw het hoofd op hol deed slaan met een warme bakkerij, zo vlakbij. In de krant liet ik noteren dat hij de beste bakker was van ver en dichtbij. Mijn Nederlandse schoonouders kon ik overtuigen van de keuze van hun dochter – samen gaan met een veel te ouwe vent met kind – door hen pralines van jou te geven.  Bakker, je was erbij toen ik weer vader werd en op alle verjaardagen van mijn kinderen en als mijn moeder zei dat ze bij elke hap tien kilo bijkwam! En nog zoveel meer.

En dus sprong er een traan uit mijn ogen.De smaak van de herinnering. Ik betaalde en we lachten naar elkaar. “Merci voor de schone jaren, bakker!” Ik draaide me om. Het is voorbij, lieve bakker van mij!

Merci!

(Voor bakkerij Verslegers – Stenenbrug Borgerhout)

Achter mijn hoek staat een huis waar alleen mannen wonen die wodka en pils drinken van het merk Argus. Voor de dag doorbreekt zitten ze in busjes richting bestemmingen waar wij niet willen zijn. Het zijn slaven die werk in hun handen dragen om het hopelijk straks beter te hebben. Maar beter voor wie? Als de dag tussen hond en wolf hangt rusten ze op hun terrasjes of ijsberen door de straat alsof ze aan het oefenen zijn hoe ze straks hun geliefde partner en kinderen terug in hun armen zullen sluiten.

Er is een tijd geweest dat ik ook mijn vader zag oefenen in hoe hij thuis binnen komen kon. Hij kwam niet binnen. Hij draaide zich steeds weer om achter het troebel glas van de keukendeur en verdween. Op een dag verdween hij voorgoed en kwam nooit meer binnen. Toen hij drie jaren geleden overleed zag ik hem in zijn oneindige doodstrijd achter de keukendeur staan en zich weer omdraaien. We hadden het afscheid nemen moeten oefenen. Net zoals het liefhebben. Dat deden we niet.

In ’86 kwamen de Rode duivels terug van Mexico. Ze werden als helden onthaald. Mijn moeder had van de Joodse vrouw waar ze bij poetste gehoord dat de Duivels naar de Grote markt in Antwerpen kwamen.  Met ons tweetjes stonden we uren vooraan aan de dranghekken, zwaaiend met een Vlaams fietsleeuwtje omdat we geen geld hadden voor een Belgische vlag. En toen de Duivels dan eindelijk in open wagens de grote markt kwamen opgereden liepen ze recht het stadhuis in. Behalve één; Jean – Marie Pfaff. Hij kwam recht op ons af en stak zijn beide reuzehanden boven mijn hoofd uit. Ik nam zijn duim vast en voelde een onmetelijke kracht en energie, hij was wat hij was en dat was goed genoeg.  Mijn moeder en ik stonden te huilen als kleine kinderen, niet omdat hij een held was maar omdat hij een man was die deelde wat hij had, hij was wat hij was. En dat was goed genoeg.

In het werk dat ik deel ontmoet ik elke dag mensen die zijn vergeten hoe het is om lief te hebben of datgene in de ogen te kijken waar je zielsveel van houdt. Ze zijn vergeten dat het goed is om te zijn wie je bent. Dat je niet achter de keukendeur moet blijven in een wurggreep van een job. Liefhebben vanuit wie je bent is meer dan fulltime job die ons allemaal heel goed zou doen.

Het laatste gesprek dat ik met mijn vader had ging over de pincode van zijn mobiele telefoon. Hij kende de code niet meer en was er zich in aan het opwinden. Het leek alsof die hele zoektocht naar die code moest verdoezelen dat hij net in zijn broek had gescheten toen we bij hem op bezoek kwamen. De verpleegster liep  buiten, “mijnheer Perceval heeft in zijn bed gekakt.”. Toen we binnen kwamen zat mijn vader gegeneerd, net gewassen maar alle trots verloren opzoek naar de pincode van zijn telefoon. Zijn kleinzonen, mijn zonen, zittend op zijn bed, keek hij met glazen ogen aan en kuste hij met zijn lippen ver uit gestoken. In die zoektocht naar die pincode zat het verhaal van zijn leven wat een verhaal was van laten – we – het –  er – maar – niet –  over – hebben. Een verhaal waar hij zijn hele leven tegen vocht. Een verhaal van onverbiddelijk onrecht die hem en zijn familie werd aangedaan. “ En ik kon er niks aan doen….”, was een mantra in zijn leven. In de zoektocht naar de pincode zat het verhaal over hoe hij – een goed student – vernederd werd door de priester – leraar in het college in Leopoldsburg omdat hij niet het juiste schriftje bij zich had en toen besloot nooit meer terug te keren naar dat college. Mijn vader, die ons opdroeg onze eigen weg te gaan en steeds voor die onafhankelijkheid te vechten verloor zich in de pincode en de hand van mijn vrouw. Die hij bij ons afscheid heel lang vasthield terwijl hij haar naam prevelde. Die avond kreeg hij een zware hersenbloeding en ik sprak niet meer met hem. Het zoeken van de pincode was een les in afscheid nemen. In de durf om afscheid te nemen. Zonder codes.

Ik wilde een fiets. De mijne was in de lucht gekatapulteerd toen ik tijdens mijn persoonlijke tour de France in onze woonwijk werd aangereden door een auto.

In de zomer zocht ik mijn vader op in  Limburg en logeerde bij zijn zussen, tante Blondine en tante Maria. Mijn vader liet me bij hen achter terwijl hij zelf in Antwerpen ging werken. ”Misschien krijg ik volgende week wel verlof en dan gaan we samen op avontuur!”, zei hij dan. Hij kreeg nooit verlof als ik bij zijn zussen was. Tante Blondine woonde in Bilzen en had een koersfiets staan van haar zoon waarmee ik dag in dag uit de Kattenberg op en af fietste. Tante Maria woonde met twee nonkels in Beringen en was voorzitter van de PVV-dames. Tante Maria had een damesfiets waarmee ik langs het Albertkanaal fietste, tot aan de vervallen boerderij waar m’n vader met me wilde gaan wonen en terug. Tante Maria organiseerde ook Kienavonden. Kienen was bij mijn tante Maria een soort Bingoavond in een rokerige zaal waarbij je alle moed bij elkaar moest verzamelen om “Kien” te roepen als je een paar rijen de goeie cijfers had waardoor je kans maakte op een prijs. Mijn nonkel Jef was penningmeester op deze avonden en controleerde dan de cijfers en gaf na afloop de prijzen mee. En toen was er een fiets, een damesfiets met zo’n speciaal damesfietszadel. Iedereen speelde voor de fiets en het leek alsof het geluk aan mijn kant van de rokerige tafel zat ; ik had alle cijfers goed. Ik ging “Kien” roepen en met deze fiets naar huis gaan. Ik deed wat ik dacht te moeten doen en riep.

Een golf van verontwaardiging maakte zich meester van de zaal.Dat dat niet kon! Wie ik wel niet dacht dat ik was zomaar Kien te roepen!? Dat dat zeker doorgestoken kaart was omdat ik het neefje van Maria was, voorzitster van de PVV – dames!

Mijn nonkel riep me bij hem met mijn kaart en zag algauw dat mijn gil louter en alleen was ingeven door mijn verlangen naar een fiets. Het was ne foute Kien. De avond ging verder en ik mocht niet langer meespelen. Buiten wachtte een lange avond waarbij ik mijn moeder miste. Pas als iedereen zijn mixer of friteuse mee naar huis had genomen gingen mijn tante en nonkel ook naar huis. En daar stond mijn nonkel Jef met de fiets. Hij had hem voor mij gekocht van de dame die hem gewonnen had.

En ik fietste langs het Albertkanaal naar de vervallen boerderij naast het kerkhof waar mijn vader met me wilde gaan wonen. “Als ik ooit eens tijd heb gaan we daar wonen.”,  zei hij dan. We hebben dat nooit gedaan.

 

“Wat u doet zou onze parochianen wel eens tegen de borst kunnen stoten!”Voor me staan drie mannen van een kerkfabriek in een klein Vlaams dorp. Ik heb hen net uitgelegd dat ik met mensen werk; mensen in armoede, mensen op de vlucht, mensen met een beperking, mensen met een psychische kwetsbaarheid, jongeren en kinderen, anderstalige nieuwkomers…. en dat we met HETGEVOLG al deze mensen een stem geven en hun zelfvertrouwen laten groeien en goesting geven om een job te zoeken omdat ze ontdekken waar ze van dromen of waar ze goed in zijn. De drie mannen zoeken een nieuwe bestemming voor hun kerk die veel te groot is voor hun kleine Vlaamse dorp en nog veel groter voor het handjevol gelovigen die de kerk bezoeken. Maar werken met mensen ziet alvast één van de kerkfabriekers niet zitten.”Wat u doet zou onze parochianen wel eens tegen de borst kunnen stoten!”. (Zucht) En de kerken staan leeg, lieve heer. Want het is niet wij tegen zij, lieve heer. Het is wij allemaal samen, lieve heer!

Cultuurhuizen zoeken naarstig naar mensen die “nog nooit naar theater geweest zijn”. Vanop een wolkje laten ze hun advertentie met deze oproep naar beneden dwarrelen in de hoop dat mensen die nog nooit naar theater zijn geweest zich openbaren. Hoe gaat dat dan:”Hallo, ik ben nog nooit naar theater geweest!” Zegt de ander;”Proficiat, dit is ons aanbod, dit doen wij allemaal…(stilte)….” Zou het bij de cultuurhuizen al zijn opgekomen dat ze binnen en vooral buiten hun bureeltijd de straat op moeten en mensen aanspreken en deel laten zijn van hun organigram onder het vakje “mens” of “arme sloeber”. (Zucht )

En de zalen om te spelen worden schaars, lieve heer! Want wat doe je in het gemiddelde Vlaamse dorp met een schouwburg die veel te groot is voor dat dorp en zijn inwoners? De inwoners hun trots geven door ze te laten participeren met wie ze zijn? Mensen een stem geven? Hun talenten ontwikkelen? Of houden we ze gesloten voor de zeldzame zanger, de jaarlijkse monoloog of de herinnering aan hoe het vroeger was?

“We zien elkaar bijnakort.”, schreef hij. De dag nadien was hij van z’n bed gelicht en we hebben elkaar niet terug gezien. Bijnakort zal er nu niet zijn. Ook op zonnige dagen stuurt deze maatschappij getalenteerde mensen weg. Terwijl we discussiëren over handen geven en mensen geld verdienen met beweging stil te zetten is er een achterdeur aan zijn onze wereld waar we mensen stilletjes buiten duwen. Bijnakort kon prachtig piano spelen. Hij droomde van een wereld waar hij dokter mocht zijn en piano spelen. Maar een bureeltje in Brussel dat vanzichzelf denkt dat het goed ingelicht is over de situatie in het land van Bijnakort stuurt hem terug omdat zij weten goed ingelicht te zijn dat Bijnakort gewoon een andere weg moet nemen om geen kogel door zijn hoofd te krijgen. En dus sturen ze hem weg. Op dit soort zonnige dagen heb ik zin om te kappen met alles waar ik mee bezig ben en als chauffeur met een Lijnbus te rijden. Mensen van punt a naar punt b brengen. Duidelijk. Niks emotioneel.  Mijn prachtige vrouw zei me dat ik dat niet lang zou vol houden en dat ik dan dingen begin te organiseren die niet thuis horen op een bus; zangstondes en workshops over hoe je elkaar kan begroeten. Niet zoals in het echte leven met schuddende handen. Ja, da’s waar, dacht ik. Ze heeft gelijk, die vrouw van me.

Wetend dat Bijnakort ver van hier boven een stuk van de wereld zweeft en naar de lichtjes kijkt van de weg die hij beter niet kan nemen weet ik ook dat het bijzonder fijn was om Bijnakort te ontmoeten. En dat Bijnakort soms ook later kan zijn.

Of ik vluchtelingen opvang? Of ik het zou riskeren subsidies kwijt te raken? Een jaar geleden kreeg ik deze vragen. HETGEVOLG werkt dag in dag uit met anderstalige nieuwkomers.

Ze werken aan hun zelfbeeld want pas als je jezelf de moeite vindt,  pas wanneer er voldoende vertrouwen is opgebouwd, kan er gestart worden met meer doelgerichte ‘vorming’.

Allemaal hebben zij op de een of andere manier een kwetsuur opgelopen waardoor zij een overwinningsstrategie hebben ontwikkeld die zich uit in een vorm van afweer, een blokkering van hun zelfvertrouwen waardoor zij uiterlijk niet ‘passen’ in ons maatschappijbeeld.

HETGEVOLG realiseert dag in, dag uit, het hele jaar door, ondertussen al vier jaar lang dit basisvertrouwen via de kunsten.

“Theater is een veilige haven.”, zeg ik bij elke nieuwe start in onze organisatie. Na de inval deze week bij onze collega’s van GLOBE AROMA is de veilige haven flink gekwetst.

Ook in het eigen kunstenveld varen we regelmatig tegen het onvermogen van het menselijk handelen. Zo is er een agent van een bekende actrice die de actrice afraadt bij HETGEVOLG te spelen omdat “spelen met die vluchtelingen” niet door haar publiek geapprecieerd zou worden. Een andere actrice wil niet bij HETGEVOLG spelen omdat ze het gevoel heeft dat het publiek niet voor haar zou recht veren maar voor de jongen met de beperking. Ze sloeg de deur dicht met de historische woorden; “Hij zal nooit Othello kunnen spelen!”.

En zo vechten we elke dag om mensen terug hun mens – zijn te laten hervinden.

“Wij vierden nooit verjaardagen, van wat hadden we dat moeten doen?”. Mijn moeder vorige week op het verjaardagsfeest van mijn oudste zoon. En het was zo. We vierden nooit verjaardagen. We vierden nooit feest. Ik ging naar de feestjes van mijn neven en van vrienden zonder cadeau want daar hadden we geen centen voor. In het vierde studiejaar was ik het beu nooit een feest te geven en nodigde mijn hele klas uit op mijn eerste theatervoorstelling. Ze moesten geen cadeau meebrengen! Het was in de periode van Pasen en ik nodigde mijn hele klas uit. Ze zouden toch niet komen. Maar ze stonden er allemaal; mijn hele klas en juffrouw Verwimp. En ze betaalden met chocolade eieren! Dat deden ze zomaar omdat ze het fijn  daar te zijn. Op onze zolder speelde ik toen mijn eerste stuk met de titel; “Auw, mijn been!”. Het ging over een jongetje dat werd omvergereden door een auto en vlak naast het trottoir neerkwam. Een paar maanden daarvoor had een auto me in het echte leven me van mijn fiets geschept in een flauwe bocht. De buurvrouwen durfde mijn moeder pas te gaan halen toen de ambulance daar was en ik mijn ogen weer opendeed. De voorstelling duurde niet lang. Nadat het hoofdpersonage geraakt was riep ik; “Auw mijn been!” en bleef voor dood liggen. Daarna speelde ik nog allerlei variaties op gekende sprookjes die ik nooit had gelezen maar tot leven kon brengen “van horen zeggen”. En er was chocola, heel veel chocola en er was een onverwacht feest. Meer onverwacht feest.