Mijn denkbeeldige vader is de maan, volgens mijn zoon Arthur, die soms als een lijn en dan weer helemaal rond aanwezig is.
Mijn denkbeeldige vader was de man die alles was toen ik een kind was.
Hij was de tramchauffeur die me naar de stad bracht maar ook alle mensen die afstapten.
Mijn denkbeeldige vader was ook de zwerver in de doos aan de halte Opera. En hij was alle acteurs, ook die van E.T.
Met mijn denkbeeldige vader had ik gesprekken over wat ik later wilde worden in dit leven en hij nam me dan bij de hand en we lachten denkbeeldig wat af.
Mijn denkbeeldige vader moedigde me aan als mijn hart sneller begon te slaan.
Mijn denkbeeldige vader veegde mijn tranen weg en zat naast me in de klas. Hij knipoogde als ik weer niet wist wat de meester aan me vroeg omdat we net een denkbeeldig gesprek hadden.
Mijn denkbeeldige vader was erbij toen ik bij mijn moeder in bed kroop om haar te troosten toen hij besloten had nooit meer terug te komen.Hij stond in de hoek van de kamer en keek naar mij.
Mijn denkbeeldige vader besliste mee dat ik kok zou worden en vroeg me tijdens m’n fietstochten naar de school wat ik vandaag weer voor lekkers zou maken.
Mijn denkbeeldige vader wist dat ik me niet goed kon concentreren zolang hij denkbeeldig was.
Mijn denkbeeldige vader liep met me door de vele gangen van dit leven.
Nu ben ik zelf zo oud als mijn denkbeeldige vader was.