De dood zit in mijn theater. Hij komt me zeggen dat hij met dit hart wel honderd jaar zal worden. De dag nadien is hij dood. Zijn zus vraagt of ik iets wil zeggen op zijn begrafenis want jullie zijn zijn echte familie. Op zijn begrafenis spreek ik over theater en de dood en het altijd onverwachte.
De dood zit in mijn theater. Het is m’n eigen vader. Hij is niet in mijn theater geweest. Hij maakt zich zorgen of ik van alle mensen op deze wereld dat wel zou kunnen, een theater leiden. Op zijn begrafenis zitten al mijn medewerkers er en laat ik één van mijn acteurs spreken over de wilskracht in dit leven.
De dood zit in mijn theater. Hij bevindt zich in fase 4 van zijn kanker en hij heeft net de liefde ontdekt. In twijfels over hoe je met de borderline van het leven om moet gaan vond hij zijn thuis in mijn theater. Maar de dood loert ook weer om de hoek. De dokters zullen het levenseinde verzachten. En de dood leeft in mijn theater.