Een Afghaans meisje verliest het mandje van haar ouwe fiets. Om de tien meter valt het er af en zet ze het mandje er terug op. Duwt zich af en dan die tien meter. Dat meisje is blij met haar fiets en met het mandje. Telkens opnieuw. Een vrouw steekt de straat over en heeft gesprekken die nooit stoppen.
Op het nieuws annuleren mensen evenementen. Ook theater.Een collega belt me en zegt dat hij het voor ’t eerst somber inziet en of ik een tweeloop heb.“Het is een voor een voorstelling… als we ooit mogen spelen.”.
Ik haal de eerste identiteitskaart van mijn kleine Mees op. Gewapend met codes probeer ik de QR – code in te scannen maar een lieve onthaalbediende fluistert achter haar mondmasker dat de scanner niet werkt. “Wat is je geboortedatum?”, fluistert ze verder. Ik toets hem in en de fluisterdame is verdwenen. Uit de machine rolt een cijfercode waarna ik mag wachten in een hall waar mensen wegkijken. Een dame achter het onthaal imiteert een klein kind dat tomaten uit een beker pikt en telkens “groen” roept. Ze doet het echt goed; het kind neemt de tomaat en gilt “groen”. Zelf moet ze er hard om lachen. “Tomaten zijn niet groen!” roept ze en perst de laatste lach uit haar lichaam. De andere bedienden zijn niet onder de indruk van deze plaatselijke entertainer. Ze doet dit duidelijk wel vaker. Als mijn code verschijnt mag ik naar hokje zes. In hokje zes zit een vrouw achter plastic schermen. Ik geef het kaartje met de codes af en ben even later een gelukkige vader want nu heeft mijn zoon een officieel plastic kaartje met zijn naam op. En dan die foto! Ik lach achter mijn masker. In het hokje naast hokje zes zit een familie uit een ver land; papa, mama en de kinderen. De kinderen huilen. “Maakt nog wa kinderen bij.”, zegt de vrouw van hokje zes achter de plastic schermen tegen de vrouw naast haar. En ze herhaalt het nog een keer. En opnieuw. De vrouw van hokje naast hokje zes is niet onder de indruk.
Een acteur belt me op en vraagt of ik geen werk heb. Ik vraag of hij iets wil maken met anderstalige nieuwkomers? “Ik ben een kunstenaar, Stefan. Geen sociaal werker! Ik kan dat niet…”. Ik vertel hem dat het doorgaat in Borgerhout en als hij zin heeft om te komen kijken hij meer dan welkom is. “In Borgerhout?” en hij haakt af.
Ik rijd voorbij het meisje dat haar mandje weer op haar fiets bevestigd. Tien meter. Samen met een Syrische vluchteling maak ik een voorstelling voor het Queer arts festival in Antwerpen maar dat gaat niet door. Hij zal 07 augustus niet kunnen vertellen hoe hij moest vluchten om te zijn wie hij is. Misschien later. Als de straatlichten doven raak ik samen met mijn vrouw stilletjes de hemel aan. “Dat is de Melkweg.”, zegt mijn vrouw in een adembenemend duister waar de hemel op je hoofd valt. De dagen vallen soms van je fiets en dan raap je ze op. Tien meter. En opnieuw. Een komeet valt in een flits naar beneden en ik besef dat het leven niet langer overleven is. Dat heeft geen zin. Neem de dagen zoals ze komen en raap ze op en dan weer tien meter. De komeet droeg dit berichtje met zich mee, een wake-up call vanuit de ruimte; Het leven is niet overleven. Ik herhaal de gedachte en het lijkt alsof mijn hoofd een massage krijgt van dit heelal.