Ik wilde een fiets. De mijne was in de lucht gekatapulteerd toen ik tijdens mijn persoonlijke tour de France in onze woonwijk werd aangereden door een auto.
In de zomer zocht ik mijn vader op in Limburg en logeerde bij zijn zussen, tante Blondine en tante Maria. Mijn vader liet me bij hen achter terwijl hij zelf in Antwerpen ging werken. ”Misschien krijg ik volgende week wel verlof en dan gaan we samen op avontuur!”, zei hij dan. Hij kreeg nooit verlof als ik bij zijn zussen was. Tante Blondine woonde in Bilzen en had een koersfiets staan van haar zoon waarmee ik dag in dag uit de Kattenberg op en af fietste. Tante Maria woonde met twee nonkels in Beringen en was voorzitter van de PVV-dames. Tante Maria had een damesfiets waarmee ik langs het Albertkanaal fietste, tot aan de vervallen boerderij waar m’n vader met me wilde gaan wonen en terug. Tante Maria organiseerde ook Kienavonden. Kienen was bij mijn tante Maria een soort Bingoavond in een rokerige zaal waarbij je alle moed bij elkaar moest verzamelen om “Kien” te roepen als je een paar rijen de goeie cijfers had waardoor je kans maakte op een prijs. Mijn nonkel Jef was penningmeester op deze avonden en controleerde dan de cijfers en gaf na afloop de prijzen mee. En toen was er een fiets, een damesfiets met zo’n speciaal damesfietszadel. Iedereen speelde voor de fiets en het leek alsof het geluk aan mijn kant van de rokerige tafel zat ; ik had alle cijfers goed. Ik ging “Kien” roepen en met deze fiets naar huis gaan. Ik deed wat ik dacht te moeten doen en riep.
Een golf van verontwaardiging maakte zich meester van de zaal.Dat dat niet kon! Wie ik wel niet dacht dat ik was zomaar Kien te roepen!? Dat dat zeker doorgestoken kaart was omdat ik het neefje van Maria was, voorzitster van de PVV – dames!
Mijn nonkel riep me bij hem met mijn kaart en zag algauw dat mijn gil louter en alleen was ingeven door mijn verlangen naar een fiets. Het was ne foute Kien. De avond ging verder en ik mocht niet langer meespelen. Buiten wachtte een lange avond waarbij ik mijn moeder miste. Pas als iedereen zijn mixer of friteuse mee naar huis had genomen gingen mijn tante en nonkel ook naar huis. En daar stond mijn nonkel Jef met de fiets. Hij had hem voor mij gekocht van de dame die hem gewonnen had.
En ik fietste langs het Albertkanaal naar de vervallen boerderij naast het kerkhof waar mijn vader met me wilde gaan wonen. “Als ik ooit eens tijd heb gaan we daar wonen.”, zei hij dan. We hebben dat nooit gedaan.