“Ik zou willen dat er een zee was in Turnhout. En in het midden van de zee een berg waar ik naartoe kan als ik mijn moeder mis. Dan klim ik bovenop de berg en ben ik dichter bij haar.“. Een man getuigt tijdens een schrijfproject in HETGEVOLG over het gemis naar zijn land en zijn ouders. Abduallah, onze schrijver uit Syrië, begeleidt en motiveert de deelnemers om in de herinnering van hun verleden een nieuw heden op papier te zetten. Stamelend komen de zinnen op papier, afgebroken woorden, een adem die geen rust vindt. Een andere man stelt voor dat de tuinen van Babylon in Turnhout liggen. Een vrouw zegt dat ons land het land is dat haar kinderen de weg zal wijzen. De andere deelnemers luisteren hoopvol naar haar woorden en weten dat er een lange procedure op hen wacht voor ze de zekerheid krijgen dat dit land hen echt de weg zal wijzen. Dat dit een land is waar ook zij aan het roer mogen staan. Dat hier geen regime is dat hen verbiedt naar school te gaan. Dat hier geen soldaten en piraten zijn die zich ieder moment van de dag tegen jou kunnen keren. Hier niet. Maar ze mogen niet dromen. Ze vechten met tijd en gewoontes en proberen ons zo hard te begrijpen. Bij een interview om hun verblijf te verlengen moeten ze terug door de straten lopen van hun verleden. Een verleden dat ze gewist hebben. “Hoe loopt u van uw huis naar de supermarkt?”, vraagt de ambtenaar die het interview afneemt. “De supermarkt is weg, mijnheer. Daar is het huis van mijn moeder ook zij is er niet meer.”.
Mijn betovergrootvader Perceval was bakker bij het leger van Napoleon. Hij kwam in de Nederlanden en werd verliefd op een boerendochter. Hij bleef daar en bakte de eerste Franse baguettes. Niemand lustte het langwerpige brood. Hij begon een café en werd opgenomen in de gemeenschap. Tijdens de tweede wereldoorlog vluchtte mijn vader met zijn ouders en zussen naar Frankrijk. Hij vertelde hoe hij in Frankrijk naar een kleine dorpsschool ging terwijl zijn ouders en zussen bij een boer op het veld werkte. Hoe ze daar een leven probeerde op te bouwen maar hoe ze altijd “sale flamand” waren. Hoe hard ze ook hun best deden. Toen ze na de oorlog terug naar België kwamen was hun huis leeggeplunderd door hun naaste familie. Ze herkende hun servies op het feest van een tante. Hoe ze niks meer hadden en hoe daarna de priester leraar hem vernederde omdat hij niet het juiste schrift had. Omdat ze niks meer hadden. Mijn vader heeft niet kunnen waarmaken waar hij van droomde. Hij wilde zo graag sportjournalist worden. Maar hij was zo trots dat zijn kinderen en kleinkinderen wel de weg vonden waar ze van droomden. Dit is inderdaad het land waar iedereen welkom is en waar je stap voor stap wijzer kan worden. Net zoals geschiedenissen zich herhalen.