Hij staat voor me. Hij staat recht. Normaal staat hij niet. Normaal zit hij in zijn rolstoel. Een stoel die hem van punt a naar punt b brengt. Dat is normaal voor hem. Nu staat hij want hij heeft het over zijn passie; toneel spelen. Hij staat lang en met vuur. Na anderhalf uur zijgt hij weer in zijn rolstoel. “Ik voel geen pijn.”, zegt hij, “Als ik met toneel bezig ben voel ik geen pijn.”. Hij volgt zijn passie, hij speekt en spuwt zijn woorden uit. Hij heeft passie in elke vezel van zijn lichaam. Hij staat boven elke gemiddelde Vlaming en toch plaatst diezelfde gemiddelde Vlaming hem in het bijzonder onderwijs. Samen roepen we dat dat niet kan! Dat dat een vergissing moet zijn! Maar niemand hoort ons. En die ons horen gaan smalend voorbij want het is niet hun probleem dat hij op alle vlakken bijzonder is. Ik spreek met hem over straks, als dit gedaan is. “Wat gaat er dan gebeuren, Stefan?”. Ik weet het niet, Brent. Ik verstop me achter hier en nu en het doel dat we moeten halen. Dat we spelen. En dat iedereen dit gezien moet hebben. En dat kunnen we alleen maar hopen.