Een groepje van zes drie tot vierjarige lopen over straat. Ze worden begeleid door hun vaste begeleidster. Ze zijn hier omdat ze thuis niet kunnen zijn of omdat er geen thuis meer is. Eentje huilt heel hard. Hij wil hier ook niet zijn. Later komt de begeleidster afscheid van me nemen. Ze gaat weg, “ik kan hier zo weinig voor deze kinderen doen.”, woorden als gras en ik de koe die ze moet herkauwen. Tijdens het herkauwen wordt me duidelijk gemaakt dat het voor sommige van deze kleintjes een uitzichtloze situatie is. Ik wil vechten en me kwaad maken en roepen dat dat toch niet bestaat dat kinderen van vier geen recht meer hebben op een andere toekomst! Het helpt niet. Ik voel me leeg stromen. Een paar dagen later ontmoet ik familie van ver of dichtbij van deze kinderen en begrijp het uitzichtloze. Mijn neef Jacob werkt met een jongen van dertien aan een beatbox nummer. De jongen loopt krom op oude sloefen als we hem de eerste keer ontmoeten. Na twee uurtjes werken met mijn neef Jacob loopt hij recht zonder dat iemand iets gezegd heeft.Hij is blij, er twinkelen lichtjes in zijn ogen.Hij heeft geen familie meer en af en toe moet hij in bedwang gehouden worden omdat hij boos is op de wereld. Hij reageert het af op de mensen rondom hem die op hun beurt dan weer roepen dat het niet hun schuld is! En ja, hij weet het maar hij zou zo graag zijn ouders nog eens blijvend vast nemen. Hij staart naar de windel rond zijn hand en zegt dat de pijn wel weg zal trekken gaan. Bij ons afscheid laat hij mijn hand lachend niet los. “Ik ga met u mee!”, en hij kijkt verlegen weg. Ik zou verlegen moeten weg kijken omdat ik er uiteindelijk ook niets aan doe.
Ho wat wil ik die omarmen en troosten die hulpeloze kleine wondertjes van wezentjes en bijstaan maar, zo ver van hen af ….als jezelf zoals ik een geweldige kleinzoon hebt van4 en hem verwent en koestert en troost en beschermt er mee lacht en huilt en speelt …..hartverwarmend je tekst en schrijnend tegelijk lieve Stefan
Tot we mekaar nog eens zien
Angela(ex paleis )