Mijn acteurs hebben de slappe lach. Ik las een pauze in zodat ze kunnen uitlachen en steek mijn neus door het venster. Eerder vandaag had ik een veragdering met leerkrachten en vormingswerkers over hoe je “theater” aantrekkelijk kan maken voor jongeren. De vormingswerkers hadden pakketten bij met oefeningen en doelstellingen en evaluaties. Ik vertel dat ik vertrek vanuit hen en ze worden stil, een beetje lacherig. “Maar hoe begin je dan met iemand die helemaal niet durft daar te gaan staan?”, vraagt een bezorgde leerkracht. “Hebt u dan een verkleedkoffer bij?”, vraagt een leraar die zich tijdens de bespreking al had laten opmerken met z’n grapjes en opmerkingen over hoe hij het zou aanpakken. “Nee, ik vertrek vanuit hen.”. Het wordt stil aan de tafel. Een vormingswerker begint te klagen over het feit dat er geen budgetten meer zijn voor vormingswerk en ik vraag of ik nog iets kan betekenen. Ik sta op, loop de veel te lange gangen door en sta uiteindelijk op een vers aangelegd plein. In de auto naar de repetitie is er een programma waar mensen andere mensen de schuld kunnen geven omdat de files te lang zijn of kunnen klagen waarom de werknemers van Ford wel begeleid zullen worden bij hun ontslag en zij niet. Aan een kruispunt vraagt een man of ik mijn venstertje wil openen, ik doe het en hij zegt dat hij geld wil want dat hij er van droomt naar Aberdeen te reizen en dat elke euro welkom is. Ik lieg en zeg hem dat ik geen cash geld op zak heb omdat ik vermoed dat het helemaal zijn bedoeling niet is om naar Aberdeen te reizen. Dom van me, ik weet het. Op de repetitie hebben mijn acteurs de slappe lach, eventjes kan ik meelachen maar dan wil ik voort. Zij vinden het zelf een goed teken dat ze kunnen lachen en waarschijnlijk is dat zo. ’s Avonds kom ik thuis, mijn vrouw en mijn zoon staan daar en ik voel dat er een glimlach rond mijn hart komt. De wereld is stil ’s nachts en vol regels. “Waarom kijken de mensen zo?”, vragen de twee oudjes uit Alleman aan elkaar. “Omdat er regels zijn en als je daar niet aan houdt dan kijken de mensen zo.”. “Regel 1?”. “Regel 1, je mag de kinderen nooit duwen.”. En dat geloof ik ook; je mag de kinderen nooit duwen.