Hij verjaagt de dag,
Hij toont de mensen de vlottende beelden van het uiterlijk,
Hij ontneemt de mens de mogelijkheid zich te verstrooien.
Hij is hard als steen,
Steen zonder vorm,
Steen van beweging en van het zicht,
En in zijn zo sterke glans zijn alle pantsers, alle maskers vals.
Wat de hand greep weigert zelfs de vorm van de hand,
Wat begrepen is houdt op te bestaan,
De vogel is opgegaan in de wind,
De hemel in zijn waarheid,
De mens in zijn werkelijkheid.