Ik kijk in haar ogen. Een laatste traan zinkt achter haar zachte wimpers weg. Ze heeft de boot gemist. De boot met de honden die kunnen zingen. Wat ze zingen? Hoe het voelt om een hond te zijn.
Sommigen van hen kunnen passioneel zingen over hun leven en hun lot. Prachtige gezangen. Mijn favoriet gaat zo:
“Kwispelend met mijn staart in de kou bonst mijn hart en zegt hoeveel ik van je hou.
Kwispelend met mijn staart, lik ik mijn baard en wil je uitnodigen op een gigantische portie taart.
Kwispelend met mijn staart verzinkt dit gezang als ik naast jou zit bij de open haard.”
Ik vind het een prachtig nummer. Maar het kleine, huilende, blozende, snif snuffende meisje heeft er geen oren naar. Ze loopt onrustig door de stad. Ze kijkt binnen in vreemde huizen. Sommige van die huizen hebben geen gordijnen en nodigen uit om binnen te kijken, ook al kijken de bewoners dan steeds wel wat verrast, toch mogen we naar binnen kijken. Anderen hebben juist heel dikke, gele, met rook gevulde gordijnen en daarvoor nog een bordje dat je zeker niet mag binnen kijken! Maar ook daar kijkt het meisje naar binnen. Op zoek naar de boot met de zingende honden. Op die boot zitten haar ouders en vrienden en kennissen en verre vrienden en verre kennissen van verre vrienden. Ze zitten allemaal op die boot en ze mist hen.
Dat is een gevoel dat ik niet ken, omdat ik nooit afscheid neem. Afscheid nemen = missen.
Zij wel en het is massief jammer dat ze geen afscheid heeft kunnen nemen.
Massief jammer!
Ja, dat begrijp ik wel maar ken ik niet. Samen zoeken we en zoeken we. Soms staan we lang stil aan een huis omdat we iets menen te herkennen dat op hondengezang lijkt. Een ietsje maar. Want als we goed luisteren is het een mens die staat te zingen tegen zijn holle badkamerwand. En dan moet ook zij toegeven dat hondengezang dikwijls veel mooier is. Hier en daar zien we mensen in dikke drommen staan wachten op een trein of een tram die hen voor hun televisies laat neerploffen. “Eerst eten maken en dan ploffen.” We snijden die dikke drommen doormidden en zoeken naar de boot met de zingende honden en alles wat haar met de wereld verbindt.
Uitgeput zakken we aan de rand van de stad in mijn bananendoos. Ik zet het deksel open en samen kijken we naar de zonsondergang. Ik en het kleine, huilende, blozende ,snif snuffende meisje. Dat is wel romantisch. In de modder, de lucht en het water zien we de lijnen die ons verbinden. En net op het moment dat ik haar over haar blozende wang wil strelen kriebelt de rups in mijn handpalm. Ik open mijn hand en zie een pracht van een vlinder. Hij is groot. Hij is zo groot! Hij is gigantisch.! Hij is te groot voor de bananendoos!!
Buiten, bij valavond, opent hij zijn vleugels. Twee enorme prachtige vleugels sieren zijn gespierde lichaam. Wat een kleurenpracht! Dat heeft nog niemand gezien. Zelfs mensen die soms verschijningen van de Heilige Geest zien zouden stomverbaasd staan van de pracht van deze vlinder en mijn bananendoos heilig laten verklaren. Alle kleuren van de wereld zijn in die vleugels verweven. Ik krijg er…ja, ik moet het toegeven, tranen van in mijn ogen.
Eerst denk ik dat het regen is maar het zijn echte tranen. Ik berg ze op in mijn zakdoek en daar zullen ze blijven zitten. Twee dikke tranen. De vlinder wiens naam jij ook kent tilt mij en het kleine, huilende, blozende, snif snuffende meisje op z’n rug en samen vliegen we over de duizend oceanen, de drieduizend verschillende klimaten, om nog maar te zwijgen van de ontelbare geuren die we doorkruisen, recht naar de boot van de zingende honden.
We landen en er barst een gigantisch feest los. Er staan frietkramen aan boord en met bonnetjes die gratis zijn mag je zoveel friet eten als je zelf wil. En ook curryworsten! Vierentwintig uur op vierentwintig. En er word gedanst en de zingende honden zingen prachtige liederen. Ze zingen zelfs mijn favoriete nummer een keer of honderd. Ja, het is een fijne tijd. Net als ik en de vlinder willen vertrekken komt het kleine, niet meer huilende, blozende en ook niet meer snif snuffende meisje afscheid van ons nemen. En dat voelt vreemd. Tijdens onze terugtocht heb ik vlinders in mijn buik en ik snuif en geniet van alle geuren en kleuren en klimaten en beelden die ons pad kruisen.
De vlinder wiens naam jij ook kent keert zich om en vliegt weg om nooit meer terug te komen. Daar zit ik dan op de rand van mijn bananendoos en kijk naar de stad als zijn mensen vanuit de etalage van een chinees restaurant. Voor de eerste keer voel ik me een beetje eenzaam. Maar dat gaat gauw over. Bij het sluiten van mijn ogen zie ik alles weer. Opnieuw. En dat is heerlijk. Een symfonie voor de geest.