Ik gom mijn eigen gedachten weg. Bij de bank vragen ze me of ik een verzekering wil voor als ik werkeloos ben. Ik blijf mijn gedachten gommen omdat de woorden te van alles zouden zijn mocht ik ze uitspreken. Een stagemanager fluistert in het oor van een muzikant dat dit zijn laatste nummers is. De muzikant speelt een half uur door, gaat met zijn rug naar het publiek zitten en geeft z’n drummer een solo – moment. Een werkman vraagt wat ik overdag doe want “van toneel spelen kunde ni leven, hé!”. Ik gom mijn gedachten weg. Ik knal tegen hoge snelheid met mijn auto tegen een andere auto, een vrachtwagen ontwijkt me net. Alle deuren zijn geblokkeerd. Terwijl ik via de koffer naar buiten kruip realiseer ik me dat ik mijn telefoon nog in de auto ligt. Ik neem de telefoon en zie dat er een verbinding is met het nummer van mijn vader. In december is hij overleden. Mijn lijf schokt, mijn gedachten liggen door elkaar. Het leven is hier en nu. Het gommen blokkeert. Een jonge artieste schrijft me een mail. Ze wil een voorstelling maken. Bij HETGEVOLG geven we haar de ruimte en de tijd. Na het applaus zegt ze dat ze me arrogant vond omdat ik haar tijd en ruimte gaf. Ik gom. Een week later komt er een vriend op bezoek. Hij was acteur maar nu verpleger. Ik vraag hem of hij het spelen niet mist. “Ik denk er niet meer aan.”, zegt hij, “Ik heb mijn gedachten gewist. Daarbij, verpleger is een kruispuntberoep en ik heb het geld nodig.”. Hij gomt het verdriet dat even in zijn ogen sluipt weg met een knipoog. Collega’s springen in het zeewater maar ik hoor geen gezelschap de uit de boot gevallen artiesten uitnodigen om hun verloren werk bij hen te komen maken. Mijn gom geeft het op. Er blijven potloodlijnen staan die ik verwerk in een verhaal. In Griekenland vertrappelen vluchtelingen elkaar. Laat de woorden staan. Laat de mensen staan. Stop het gommen.