Ik loop naast mijn moeder in een ziekenhuis. Ze is hier al geweest maar toen had ze geen afspraak. Een baliemedewerker schreef haar net in voor een onderzoek van haar hoofd. “Bent u Maria?”, vroeg ze, waarop mijn moeder antwoordde, “Wat staat er op mijne pas?”. Door een wirwar van gangen moeten we naar een nucleaire afdeling voor een scan. Eerst moet er een soort van vloeistof ingespoten worden en dan straks gaat mijn moeder onder “de scanner”. “Volgens mij lopen we verkeerd.”, zegt mijn moeder terwijl ik haar door de gangen en de nummers loods naar de juiste afdeling. Daar zitten we dan. Ze is heel nerveus. Ze beeft. Ze beeft altijd maar de laatste tijd meer en ze vergeet. Dat deed ze vroeger niet. Ze schreef nooit iets op en toch was ze er altijd. Maar misschien is dat iets des moeders? Het scanapparaat in dit ziekenhuis is stuk. “Nu dat weer.”, zucht mijn moeder en wil de verpleegster beginnen vervloeken en zoekt in mij een medestander. Ik ga er niet op in en de verpleegster zegt ons dat we naar het universitaire ziekenhuis kunnen. Dat ze de vloeistof zal toedienen en dat we dan een paar uur later naar de scanner kunnen in het universitaire ziekenhuis. Bij ons in de wachtzaal zit een vrouw. Ze vertelt dat ze botkanker heeft en dat er niks meer aan te doen is. Een andere vrouw zegt haar dat ze de moed niet zo snel moet laten zakken want dat zij net een maagverkleining heeft ondergaan en dat dat al bij al nogal meeviel. We blijven met z’n tweetjes achter in de wachtzaal en kijk naar de vrouw. Ik besef dat ik naar iemand aan het kijken ben die aan het sterven is. Een stervende vrouw met blos op haar wangen. Ik rijd met mijn moeder naar het universitaire ziekenhuis in Antwerpen en het lijkt alsof ik terug gekatapulteerd wordt in de tijd. Elf jaar geleden toen mijn oudste zoon Jef veel te vroeg geboren werd. De dagen en uren die we hier in totale spanning doorbrachten. Hoe het een hele tijd een gevecht was om dat kleine leven mogelijk te maken. En moet je hem nu zien. Elf jarige slungel vol dromen en nog meer vragen in dit leven. Alles in het ziekenhuis was hetzelfde gebleven. Zelfs de oranje plantenbakken stonden er nog . Ik keek naar boven en herkende de plek waar ik naar mijn vader heb gebeld toen Jef net was geboren en voor z’n leven aan het vechten was en zijn moeder in een diepe slaap viel na het gevecht dat ze drie weken non stop had moeten leveren. Mijn moeder gaat onder de scanner en ik val in slaap in de veel te warme wachtzaal. Anderhalf uur later is ze terug. Ze is in de war. “Ik had schrik om in slaap te vallen.”, zegt ze terwijl ze op mijn arm leunt. We lopen dezelfde weg terug. “Da’s niet te geloven, hé.”, zegt ze. Ik vraag haar wat er niet te geloven is. “Dat onze Jef zo’n sterke gast is geworden.”. Ze is bang voor het resultaat. “Ach ja, dan zie ik mijn moeder terug.”, zucht ze terwijl we weg rijden. Mijn moeder verloor haar moeder toen ze vijf was. Haar moeder lag ’ s ochtends dood naast mijn moeders bed. ’s Avonds zit ik bij mijn zonen en ik geniet. Deze dag moest zo zijn. Deze dag moest de dag zijn dat het leven geen compromis kent. Geniet.
Zo wordt elke nieuwe dag gevuld met een nieuw verhaal en al die verhalen samen vormen een levensboek. Geniet op elke bladzijde!!!