Terwijl de lucht de sprakeloze kust kijk ik in de ogen van mijn vrouw. Op de blauwe zolder van de morgen kalk ik samen met mijn studenten uit Leopoldsburg onze verbeelding en luister naar de verhalen van voorbije weken en weekend als een scheepsjournaal in zeilflarden. De één is stoïcijns maar heeft wel een geheime liefde, de ander heeft zich als een zeevogel laten verloren waaien . Luidruchtig gelach doorbreekt soms een onbestemde onrust en Anny wiegt lief een vrouw met veel verdriet over haar vriendin die vorige week plots overleden is. Soms zeggen ze dat deze studenten hun helderheid is als een motor zonder uitlaat, ze vergeten en verstommen , zeggen ze. Maar ik ben er zeker van dat ze stille kreten laten, liefdes die dorsten en strakker dan de sterren weten wie jij bent. Frida komt op me afgelopen en zegt: “Ik mis je , Stefan.” .Haar ogen, zwart maar niet verward.