We stonden voor het kasteel, “Nu ga ik je om iets vragen”, zei ik. Ze trok haar jas hoger. “Ik ben heel erg verliefd op je.”. Ze sloeg beide handen voor haar aangezicht en huilde even, ze lachte en was kwaad omdat ze haar tranen de vrije loop liet. “Ik was net hetzelfde aan het denken”, zei ze. “Het is toch vreemd dat je soms op hetzelfde moment dezelfde gedachte hebt.”. We voelden ons als een stuk vloeipapier met dezelfde tekening.