Fietsend met mijn kind door de kouwe wind. Kust de zon onze beider gezichten.
Zingt de Lente al een zoete melodie. Ze wil al wel maar het kan nog niet.
Laat ons maar rustig wachten, we huppelen nog een beetje langs het strand en tellen de golven.
“Eén golf, twee golven, drie golven en een schuimpje.”, en zo gaat het door tot het oneindige en oneindige schuimpjes in alle soorten en maten. Gisteren hoorde ik hoe iemand een inleiding moest geven op een boek maar het boek niet goed vond. Hij reed naar de zee en gooide het boek in het water.
Zich bewust van z’n daad nam hij het boek uit de zee en keek naar wat er van over bleef en vond het goed. Veel spannender al die uitgelopen inkt, vervormde letters.
Mijn zoon vraagt achter een zuurtje maar ik heb geen zuurtjes, hij blijft doordrammen.
“Jongen, word is volwassen”, zeg ik tegen hem en hij kijkt achter zich.
“Waar, papa?”.
Achter ons loopt een sjofele man met een veel te grote trainingsbroek. Hij is duidelijk dronken. Brabbelt een onverstaanbaar lied, loopt van de weg en gooit zich in het gras.
Niemand kijkt er naar. Ja, dat is een vorm van volwassen. Ik kus mijn zoon, luister naar het lied van de Lente en hoop dat we nog even zo blijven.
de lente is een mooi paradijs
kijk daar veel kristallen van ijs
waauw wat mooi het is een paradijs
maar is het wel ijs ?
maar nee het is lente het is geen jjs
de lente is een mooi paradijs