Ze legt haar vinger op mijn mond en zegt dat ik haar hoor als ik zwijg. Ze voelt hoe ik woel en draai en keer. Mijn ziel is een mond vol tanden. Zo kleed ze me dag na dag aan. Ik fluister in haar oor, “als je wil blijf ik voor altijd naast je staan.” Maar zij staat naast mij. Het is niet anders. Nog vier dagen en dan voor altijd?