Elke ochtend sta ik ten laatste rond zeven uur op en kijk hoe de lucht zwanger is van onuitgesproken verlangens. Dezer dagen begeef ik me in de marginaliteit van “een rustige periode”. Niet elke ochtend start met een groeiend heimelijk plezier. Sommige ochtende zijn heel onzeker als je een paar maanden verder durft te kijken. Hier en nu, sus ik mezelf en dan ontstaat er toch weer een heimelijke glimlach op mijn gelaat, als een geheime zekerheid. Met die illusie kom ik de dag dan door maar hoe meer ik er durf aan te denken hoe complexer het wordt. Niet denken, sus ik mezelf en trippel over het emotionele zwaartepunt van de dag; het moment dat de postbode komt met brieven die telkens weer rekeningen zijn want wie schrijft er nu nog brieven? Na het bewerken van een boek tot een toneelvoorstelling start de dag voor een tweede keer als ik om mezelf te beschermen fluitend naar de bakker ga. Van tussen haar taartjes en de chocoladefiguren heeft de vrouw van de bakker de wereld fantasmatisch gethematiseerd in “lekkers”. Na enkele uren les geven aan een kinderen die elke blik ontwijken omdat sommige uit een gezin komen waar in koeie van letters “karft durch sex” boven de voordeur is getatoeërd vertrek ik naar het theater om te kijken naar wat geweest is of te spelen – vanavond de voorlaatste “de leraar” . Een klein theaterdirecteurtje loopt theatraal opgehitst rond, alles wat hij zegt is bedacht, het is spel, maar de opwinding is heel fake. Na een gevecht met tijd en ruimte waarin voor de toeschouwer alles perfect verloopt start ik de motor terug naar huis. Om dan in bed te kruipen en te hopen dat mijn lichaam en geest dit nu vergeten maar ooit wel eens herinneren.