Schat, geef je de suiker eens.
Dank je.
Nee, schat, dit is de suiker niet, dit is het zout.
Dank u wel.
Dit is de suiker.
Dank u liefste.
De suiker zit namelijk in de suikerpot.
De suikerpot heeft een blauw dekseltje.
Het zoutvat -onzijdig enkelvoud- heeft een groen dekseltje.
Blauw!
Groen!
Ordnung muss sein.
Ik hou wel van wat gezelligheid.
Liefste, waar is mijn tandenborstel?
Nee, dat is die van jou.
Ik had een tandenborstel met een blauw streepje.
Hij stond altijd hier rechts voor de spiegel.
Naast die van jou.
Die heeft een groen streepje.
Dit is een tandenborstel met een groen streepje.
Dit is van u.
Dit steek ik niet in mijn smoel.
Hygiëne voor alles.
Ordnung muss sein.
Ik hou wel van wat gezelligheid.
Liefste?
Liefste?
Ben je nog wakker, liefste?
Liefste?
Ben je nog aan het kijken naar de film?
De film?
Ben je nog naar de film aan het kijken of was je al in slaap gevallen?
Nee, maar ik dacht; als je slaapt kan ik misschien even naar het nieuws kijken of zo.
Mag ik het afzetten dan?
Maar je was toch helemaal niet meer aan het kijken.
Trouwens, de klank stond zo stil dat je het al helemaal niet meer hoorde.
Liefste: van wie is die tv hier?
Welke kleur heeft dat stikkertje bovenop de tv?
Blauw?
Hoor ik blauw?
Ja?
Juist.
Wie is blauw?
Ja, de video is groen. Dat is juist.
Maar wie is blauw?
Wie is blauw.
Ik ben blauw.
IK BEN BLAUW.
Ordnung muss sein.
Ik hou wel van wat gezelligheid.
Maar ik ben blijkbaar de enige.